Zes jaar wonen Hein en Machteld Molenaar in woonboerderij Tolhoes aan de Oude Tolhuisweg op landgoed De Klencke. Lekker rustig en middenin de natuur. Maar de laatste week van augustus en de eerste tien dagen van september was het gedaan met de rust. Ruim honderd spelers, zangers, organisatoren en vrijwilligers van De Toorn van Thunaer bevolkten hun erf. “Alleen ons huis was privéterrein.”
Anderhalve week na het theaterspektakel in de ‘achtertuin’ en op het erf van de familie Molenaar voelt het als thuiskomen als ik bij het Tolhoes de auto uitstap. Avond aan avond hebben we er met de hele Toorn van Thunaer-ploeg rondgelopen, ons er omgekleed, headsetjes en grime op het hoofd gekregen en gegeten en gedronken. Het was een intensieve en heel fijne tijd. Verbazingwekkend hoe snel je je kennelijk ergens kunt thuis voelen, ook al is helemaal niks op die plek van jou en ken je de eigenaren niet eens.
De echte kasteelheer
Hein en Machteld – “Geen u alsjeblieft!” – moeten erom lachen. Het was ook voor hen een bijzondere periode, al kregen ze niet alles mee, omdat hun vakantie er al op zat en ze regelmatig van huis waren vanwege hun werk. Hein is vrachtwagenchauffeur en Machteld brugwachter. “Als ik aan het eind van de middag thuiskwam, liepen er iedere dag heel veel mensen op het erf. Dat er zoveel spelers zouden meedoen, hadden we niet verwacht toen we ‘ja’ zeiden tegen de organisatie”, zegt ze.
“Als ik ’s avonds thuiskwam had ik soms gewoon moeite om met mijn auto op het erf te kunnen parkeren”, lacht Hein. Beiden spraken geregeld met deelnemers aan het theaterspektakel die over hun erf liepen. Hein: “Als ik thuiskwam en burchtheer Gienus Woldring liep hier, nam hij bij wijze van groet zijn muts af. Zo van: Ah, de echte kasteelheer is er weer.”
‘Als je A zegt…’
Toen het plan om De Toorn van Thunaer op te voeren achter de havezate niet kon doorgaan, klopte de organisatie aan bij de familie Molenaar. “Er kwam een rustige man bij ons achterom die vroeg of hij ons wat mocht vragen. Dat was Gerrit Hegen. Hij vertelde het verhaal over het theaterspektakel en vroeg of bij ons misschien een partytent in de tuin mocht staan”, herinnert Hein zich. Machteld: “Nee, het begon met de vraag of wij het goed vonden dat er kantelen van een burcht in de onze achtertuin kwamen te staan.”
Daarna volgde volgens haar de vraag of er een tent kon staan voor de spelers. Hein lacht: “De partytent werd later een legertent en uiteindelijk twee legertenten. We hebben ook aangeboden dat het grimeren wel bij ons in de schuur mocht. Op het moment dat Gerrit bij ons kwam, was de totale omvang van het theaterstuk nog niet helemaal duidelijk. Ook voor ons niet. Of we nooit gedacht hebben: waar zijn we aan begonnen? Nee, hoor. Als je A zegt, moet je ook B zeggen.”
‘Veilig gevoel’
Als de spelers pal voor hun ramen aan het inzingen waren, genoten Hein en Machteld van het gezang. Tijdens de eerste repetitie achter hun huis en bij de generale repetitie kwamen ze even kijken. “De hele voorstelling hebben wij op zaterdagavond gezien. We vonden het prachtig”, zegt Machteld. “Er was zoveel te zien. En petje af voor de vele vrijwilligers die dit mogelijk hebben gemaakt.” Dat het tijdelijk voelde alsof hun erf niet van hen was, hadden ze er graag voor over. “Binnen was van ons en buiten van iedereen.”
In de week van de voorstelling was er’s nachts beveiliging aanwezig, wat wel even wennen was. Hein: “Ik moest op een ochtend vroeg naar mijn werk en dacht: hoe kan het dat er licht aan is in een van de keten? Het duurde maar even of er kwam en een beveiliger naar buiten, die vroeg wie ik was. Een hartstikke veilig gevoel. Het fort werd goed bewaakt.”
Niet meer blaffen
En toen werd het maandag 9 september. “Die avond was het opeens zó rustig”, zegt Machteld. “Overdag werd er druk opgeruimd, maar ’s avonds was het heerlijk stil. Onze hond had denk ik het meeste last van ontwenningsverschijnselen. Op de avonden van de voorstellingen waren er altijd wel mensen die met haar en haar balletje wilden spelen.” Herdershond Juno had de tijd van haar leven. Hein: “Normaal blaft ze altijd als er mensen het erf opkomen. Dat deed ze ook niet meer. Er kwamen elke dag zoveel mensen dat ze het qua blaffen niet kon bijbenen.”
“Ik vond het bijzonder dat er, elke dag als ik thuiskwam van het werk, mensen om ons huis heen liepen. Dat was best raar”, zegt Machteld. “Maar ondanks dat het druk was, hebben we nooit last gehad van herrie.” Hein: “Ik lag vanwege mijn werk de meeste avond om negen uur op bed. Onze slaapkamer is aan de kant waar de spelers liepen, maar ik heb er echt niks van gehoord. Als de organisatie ons zou vragen of er over een jaar of vier weer zoiets kan plaatsvinden op ons erf, dan doen we het gewoon weer.”
Tekst: Annemiek Meijer
Foto: Bert Haan